verzameling restauratie aankoop Phonograph.be Patrick historie verkoop
verzameling / collection restauratie / restauration aankoop / achat / buying home Patrick De Caluwé historie / histoire / history verkoop / vente / sell

HISTORIEK..

Het is natuurlijk onmogelijk om heel de geschiedenis toe te lichten van alle toestellen die vallen onder de noemer “mechanische muziekinstrumenten”. Wel zal ik hier pogen in het kort het principe en de evolutie van de hoofdgroepen uit de doeken te doen.

Wat vooraf ging…Sinds mensenheugenis communiceren wij door spraak en muziek.

Liederen werden geschreven en gezongen, muziekinstrumenten ontworpen en gebouwd en muziekstukken gecomponeerd en uitgevoerd. Door de eeuwen heen zijn er wel altijd “zonderlingen” geweest die, al dan niet met succes, een of ander mechanisch muziekinstrument poogden te bouwen. Met de steeds evoluerende wetenschap en het begin van de economische revolutie nam deze drang nog toe.

Carillons en draaiorgels…

Het eerste “commercieel” succes kwam er in het begin van de 17e eeuw. Het toen populaire klokkenspel, bij ons beter gekend als beiaard, leende zich ideaal tot mechanisatie.

                                    

De muziek werd met pennen op een metalen trommel “geprogrammeerd”. Een afleessysteem met  tuimelaars stond door middel van ijzeren draden in verbinding met de hamers aan de klokken. Bracht men de muziektrommel aan het draaien dan kwamen de pennen ten gepaste tijden in aanraking met de tuimelaars en werd de gewenste klok door de hamer geluid.

Dit principe werd ook op kleinere schaal toegepast en ingebouwd in staande - en tafelklokken. Deze “carillons” produceerden dan op een ingesteld tijdstip een muziekstukje.

                                         

De harp, sitar en piano zouden later op analoge wijze zelfspelend gemaakt worden.

Ook het pijporgel was een ideaal instrument om te mechaniseren. Het principe van de muziektrommel werd behouden. De tuimelaars sluiten nu al dan niet de luchttoevoer naar de orgelpijpen af. Een mechanisch aangedreven blaasbalg zorgde voor de benodigde lucht.

Wederom werd het principe op kleinere schaal toegepast. Zo is er sinds 1730  de sérinette.

                                                      

De aandrijving van het muziektrommeltje en het blaasbalgje geschieden door middel van een met de hand te draaien zwengel. Dit “kanarie orgeltje” had een 10-tal loden pijpjes. Al gauw maakten deze plaats voor de veel stevigere houten pijpen. Variaties en verbeteringen van het zelfde idee, waaronder het vervangen  van de muziektrommel door een geperforeerde papieren rol of kartonnen boek, zorgden ervoor dat het mechanisch orgel een  belangrijke rol heeft gespeeld in het sociaal leven tot ver in de 20e eeuw. Denk maar aan de orgelman met zijn straatorgel, de grote dansorgels in feestzalen en het kermisorgel in de paardenmolen.

 

Een belangrijke variatie was het tongenorgel. Hierin wordt de klank niet voortgebracht door een loden of houten pijp, maar door een dun en veerkrachtig metalen plaatje dat juist past in een opening. De lucht wordt langs het plaatje geblazen en brengt dit aan het trillen waardoor het een toon opwekt. De lengte van het “tongetje” bepaald de trilfrequentie en  aldus de hoogte van de geproduceerde toon. Draaiorgeltjes ( met de hand aan te zwengelen ) voorzien van tongen waren heel populair in onze contreien omstreeks 1900. Tienduizenden werden vervaardigd en hun mooie namen ,als Amorette, Ariosa, Ariston, Intona, Phoenix, Mignon, Manopan, Herophon, Kalliston, Thibouville..., doken in onze huiskamers op. Uiterlijk en opbouw varieerde sterk maar ook de muziekdrager was vaak verschillend: houten trommels, metalen platen en ringen, zinken banden, kartonnen platen (zelf vierkante) en boekjes. Deze “tongen” worden nog steeds gebruikt in mondharmonica’s, harmoniums en accordeons.

Muziekdozen……

In het voorgaande ging men uit van een bestaand, door muzikanten bespeelbaar, muziekinstrument dat gemechaniseerd werd. Gebruik makend van de verworven kennis ging men op zoek naar andere klankbronnen dan de bel en de orgelpijp. Einde 18e eeuw kwam men zo bij de muziekkam terecht. Een muziekkam kan je van uitzicht best vergelijken met een gewone haarkam maar dan vervaardigd in gehard staal.  Als een tand uit de kam aan het trillen wordt gebracht dan nemen wij deze vibratie als een toon waar. Deze tanden krijgen een muzikale stemming door ze verschillend in lengte te maken en door ze al dan niet te verzwaren met lood. Zo is het mogelijk een klank kleur te krijgen die verschillende octaven bestrijkt.

                                        

Ook hier is de muziekdrager een messing cilinder ( trommel ) voorzien van stalen pinnetjes. De cilinder wordt aangedreven door een veermotor voorzien van een windvleugel die zorgt voor een constante snelheid. De pinnetjes op de draaiende cilinder brengen op het juiste moment de gewenste tand aan het trillen en zo wekt de muziekkam de voorgeprogrammeerde

melodie op. Deze cilindermuziekdoos was een geheel nieuw en compact muziekinstrument.  Het had geen klavier en kon op geen enkele wijze door de mens bespeeld worden. Gedurende heel de 19e eeuw, maar vooral in het laatste kwart, werden er onnoemelijk veel cilindermuziekdozen vervaardigd in alle dimensies en vormen. Van minuscule exemplaartjes ingebouwd  in zakuurwerken tot meters grote exemplaren in prachtige pronkkasten. Soms werd de muziek nog extra opgesmukt door middel van een trommel, houtblok, bellen of orgel. Enkele bekende constructeurs waren: Baker-Troll, Bremond, Ducommun-Girod, Heller, Langdorff, Lecoultre, L’Epée, Mermod Frères, Nicole Frères,Paillard, Rivenc, Ullman….

 

De grootste tekortkoming van de cilindermuziekdoos was de beperking van het aantal te beluisteren melodieën. Eén omwenteling van de cilinder stond gelijk met één melodie. Door de cilinder na elke omwenteling een fractie zijwaarts op te schuiven slaagde men er in dit aantal op te drijven tot maximaal twaalf. Men diende hiertoe namelijk de afstand tussen de onderlinge tanden van de muziekkam  te vergroten, dit om te verhinderen dat een pin op de cilinder, na het zijdelings verschuiven, foutief een naburige tand zou  bespelen.

Door middel van een dikke cilinder die twee kortere melodieën per omwenteling speelde werd het aantal nog opgevoerd tot vierentwintig. Alternatieven werden gezocht in verwisselbare cilinders maar dit was delicaat en omslachtig.

 

Paul Lochmann zou omstreeks 1886 met een ideaal alternatief komen: de platenmuziekdoos.

De cilinder werd vervangen door een verwisselbare metalen plaat. Door deze plaat op een voorziene plaats door te ponsen ontstonden aan de onderkant ervan de benodigde pinnetjes.

                                         

Bracht men de plaat aan het draaien dan kwamen deze pinnetjes in contact met een rij sterwieltjes die als intermediaire boven de rij tanden van de muziekkam was geplaatst. De sterwieltjes bespeelden aldus de muziekkam.

Zulke platen waren veel eenvoudiger en goedkoper te vervaardigen dan een cilinder en de verwisselbaarheid ervan boden de mogelijkheid tot een onbeperkt aantal melodieën. Deze platenmuziekdozen zouden in de twee volgende decennia de cilindermuziekdoos in de vergeethoek drummen. De constructeurs voorzagen ze van welluidende merknamen zoals Adler, Fortuna, Gloria, Harmonia, Kalliope, Komet, Lochmann, Orphenion, Orpheus, Polyphon, Regina, Sirion, Symphonion, Stella, Monopol en vele andere.

Ook hier was er een heel gamma in maten en variaties beschikbaar meermaals voorzien van extra bellen.

Fonografen…..

 

De hiervoor beschreven apparaten konden alleen melodieën voortbrengen. De menselijke stem mechanisch vastleggen en weergeven behoorde nog niet tot de mogelijkheden.

Wetenschappers in de 19e eeuw en ervoor zijn altijd bezig geweest met de studie van geluiden. Dat een geluidsbron trillingen van de omgevende lucht opwekt en dat dit geluid zich voortplant in golven daar was men het al lang over eens. Men had dit ook meermaals proefondervindelijk aangetoond.   

 

Léon Scott de Martinville had zelfs in 1857 een apparaat gemaakt, de phonautographe genaamd, dat de trillingen van de menselijke stem visueel aantoonde. Aan de nauwste kant van een grote trechter bracht hij een membraan aan waaraan in het midden een naald bevestigd was. Deze naald stond in contact met een met roet besmeurde trommel. Draaide men aan de trommel en sprak men terzelfder tijd voor de trechter, dan verwijderde de naald het roet op de trommel een liet aldus een duidelijk spoor van de veroorzaakte trillingen na.

Het duurde echter tot in 1877 vooraleer Thomas Alva Edison erin zou slagen een toestel te vervaardigen dat deze, door de menselijke stem of een muziekinstrument of eender welke geluidsbron, opgewekte trillingen kon vastleggen en ook weergeven. Hij doopte zijn uitvinding de “phonograph” of  fonogaaf.

             

Het  bestond uit een met de hand te zwengelen messing trommel met daaromheen een tinnen blad gewikkeld. Een metalen naald, aangebracht op een membraan dat zich op het uiteinde van een kleine spreektrechter bevond, stond in contact met het tinnen blad. Sprak men in de trechter dan brachten de geluidsgolven het membraan aan het trillen. De naald op het membraan duwde het patroon van deze trillingen in het tinnen blad. Door de draaiende trommel een horizontale verplaatsing te laten maken werden de gesproken woorden aldus vastgelegd in een spiraalvormige groef. De weergave van deze woorden gebeurde op een al even eenvoudige manier. Een bijna identieke naald taste de ondulaties van de geluidsgroef in het tinnen blad af en bracht aldus het membraan aan het trillen. Het membraan wekte dan weer de geluidsgolven op die versterkt werden door de trechter. De eerder op het tinnen blad opgenomen stem kwam zo weer hoorbaar uit de trechter.

Deze eerste apparaten waar het geluid werd vastgelegd in een tinnen blad noemt men “tin-foil” fonografen.

De kwaliteit van de weergave was echter zwak en het was quasi onmogelijk het tinnen blad van de trommel te verwijderen, laat staan opnieuw aan te brengen, zonder de geluidsgroeven te beschadigen.

In 1885 zou de “Graphophone” van Alexander Graham Bell, Chichester Bell en Charles Summer Tainter hiertoe een oplossing bieden. Hun toestel maakte gebruik van een verwisselbare kartonnen rol omgeven door een laagje was ( ozocerite ) waarin de geluidsgroeven werden gekerfd. Deze 15 cm lange rollen hadden een speelduur van acht en een halve minuut, meer dan het viervoudige van een luxe tin-foil.

 

          

Edison zou echter in 1889 de standaard zetten met zijn”Improved Phonograph” of geperfectioneerde fonograaf. De geluidsdrager werd een volledig uit was vervaardigde rol met een lengte van 10,5 cm en een diameter van 5,5 cm. Deze had een speelduur van amper twee minuten maar produceerden wel voor het eerst een aanvaardbaar geluidsvolume.

Dit formaat van rol zou gedurende de komende dertig jaar het meest gangbare worden. Eerst gemaakt uit zachte bruine was en vanaf 1902 uit hardere zwarte was. Toen werden muziekrollen voor het eerst rechtstreeks in een gietvorm vervaardigd. Door de spoed van de spiraalgroef te halveren en de groeven zelf veel fijner te maken werd in 1908 de speelduur verdubbeld tot vier minuten. Vanaf 1913 werd het breekbare was vervangen door een solide kunststof: celluloid.

Tussen 1893 en 1902 gebruikt Henri Lioret uit Parijs deze kunststof al voor de muziekrollen van zijn eigenzinnig gamma fonografen. Het succes was echter beperkt en plaatselijk.

Omstreeks 1900 werd ook geëxperimenteerd met rollen met een grotere diameter van 9 en zelf 12,5 cm. De speelduur bleef twee minuten maar de grotere omtreksnelheid resulteerde in een betere geluidskwaliteit. Hun grotere volume zorgde dan weer voor een domper op het succes.

De bekendste producenten en merknamen waren:  Edison, Columbia-Graphophone, Pathé - Je Chante Haut et Clair, Lioret, Bettini, Excelsior, Thorens, Paillard, Musica…..

De hoogdagen van de fonograaf situeren zich tussen 1895 en 1910. Terwijl de meeste fabrikanten er al de brui aan gegeven hadden of overgeschakeld waren naar de grammofoon hield Edison koppig vol. Hij produceerde fonografen en muziekrollen tot in oktober 1929.

 

Grammofoons….

Alle specialisten zagen de tekortkomingen van het tinnen blad en de Bell-Tainter rol in. Voor dicteerdoeleinden  was die nog net bruikbaar maar voor muzikaal entertainment echter veel te beperkt. Moeilijk verwisselbaar, onhandig, broos en niet luid genoeg. Er bestond ook geen methode om een opname in veelvoud te produceren.

Velen dachten aan een ronde plaat als alternatief maar het was Emile Berliner die in 1888 als eerste een bruikbaar plaat en bijhorend toestel bouwde. Hij doopte het “Gramophone” of grammofoon.  Het werkingsprincipe van de grammofoon was nagenoeg hetzelfde als bij de fonograaf maar het toestel leende zich uitsluitend tot de weergave van de geluidsdrager. De opname van deze geluidsdragers gebeurde onafhankelijk van de grammofoon op een speciaal apparaat. Deze grammofoonplaatjes werden oorspronkelijk vervaardigd in zink, maar al gauw uit een soort verhard rubber dat beter geschikt was. Berliner  beschikte over een relatief eenvoudig procédé om zijn platen op te nemen en vervolgens in serie te produceren.

Alhoewel de grammofoon met de grammofoonplaat ongeschikt was als dicteerapparaat, had het enkele grote voordelen. Het voortgebrachte volume was voldoende en de platen waren relatief gemakkelijk te vervaardigen, handig, redelijk sterk en eenvoudig verwisselbaar: ideaal voor muzikaal vermaak.

De grammofoon en de grammofoonplaat zouden in de 20e eeuw een gigantische business ontketenen. De geluidskwaliteit werd constant verbeterd en de variaties in grammofoons is onnoembaar. De bekendste merken zijn Berliner, Gramophone, His Master’s Voice, Victor, Pathé, Columbia, Graphophone, Zonophone, Edison, Parlophone, Decca, Maestrophone, Chantal, maar er zijn er nog vele anderen.

Tot de opkomst van de elektrische geluidsversterking in de jaren 30 zou de grammofoon het populairste en in grootste getallen vervaardigd mechanisch muziekinstrument blijven.

HISTOIRE...  

"under construction"

HISTORY...  

"under construction"

 

 

Patrick De Caluwé    Antwerpsesteenweg 48    9140 Temse    Belgium    tel:+32(0)3771 29 77  e-mail patrick@phonograph.be

°°°°°°°°°°°°°°°°°° ©2003: webdesign 4U |  hosted by: webspace 4U | Phonograph siteadmin login | °°°°°°°°°°°°°°°°°°